Onlangs schreef Wilfred Kemp op de website www.rkk.nl een column [i]) waarin hij zich afvroeg hoe God zowel almachtig als rechtvaardig kan zijn – zoals we in de bijbel lezen en van de preekstoel horen dat hij is. Hoe vallen zijn almacht en rechtvaardigheid te rijmen met de soms gruwelijke werkelijkheid van ons bestaan. “Want ofwel God is ‘almachtig’, kan dus ingrijpen wanneer hij wil, maar dan kan ik hem maar moeilijk ‘rechtvaardig ‘ noemen. Of hij is ‘rechtvaardig’, maar dan is er iets met die ‘almacht’ aan de hand. Maar allebei kan niet.” Gedurende de gehele geschiedenis is de mensheid met deze vraag geconfronteerd geweest. Job bijvoorbeeld, die alles wat hij bezat aan have en goed moest verliezen omdat God en de duivel de weddenschap met elkaar waren aangegaan over de vraag of Job zijn geloof in God zou verliezen als die hem zware beproevingen zou opleggen. En ook Elie Wiesel, die als Jood in de oorlog zijn naaste verwanten moest verliezen, vond op de vraag naar Gods almacht en rechtvaardigheid geen bevredigend antwoord. Maar Wiesel leefde liever met een onbeantwoorde vraag dan met een onbevredigend antwoord. Dat zette Kemp op het spoor van een gedicht van Rainer Maria Rilke. Probeer de onopgeloste vragen in je hart lief te hebben. Kemp verwijst daarbij naar Paulus (1Kor.13. 12) Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.
Het is tweeduizend jaar geleden dat Paulus dit schreef. Inmiddels zijn het christendom en de kerk(en) door de verschillende fasen van de geschiedenis heen gegaan: door de eeuwen van het Romeinse Rijk, de Middeleeuwen, de eeuw van de Renaissance, het tijdperk van de Verlichting, de evolutietheorie en de opkomst van de moderne wetenschap, die juist in de twintigste eeuw een enorme vooruitgang heeft geboekt, om aan te komen in de moderniteit van onze dagen. En het is in die dagen, nu vijftig jaar geleden, dat paus Johannes XXIII z.g. de kerk opriep tot een aggiornamento: de kerk meer bij de tijd te brengen, d.i. de kerk, maar in het bijzonder de blijde boodschap van het evangelie, Jezus, beter verstaanbaar te maken in onze wereld, dat wil zeggen ruimte scheppen voor modern geloven in een wereld waarin de menselijke autonomie, de religieuze pluriformiteit en de stelling dat alle spreken over boven van beneden komt deel van ons denken deel zijn gaan uitmaken.
Maar in plaats van dat de kerk zich in de wereld beter verstaanbaar maakt, kalft de kerk in onze westerse cultuur in beangstigend tempo af. De oorzaak is gelegen in een al lang groeiende vervreemding tussen de kerk(en) en de moderne maatschappij .Veel van wat Bijbel en kerkelijke leer voorhouden is namelijk voor de moderne gelovige onaanvaardbaar geworden. Dat heeft er ook toe geleid dat we ons de vraag of God almachtig is – zie boven – al niet meer stellen. God is niet almachtig in de zin dat hij ergens van buiten onze kosmische werkelijkheid in onze wereld naar zijn willekeur ingrijpt En ondanks de fraaie schildering van Michelangelo, op het plafond van de Sixtijnse kapel, stellen we ons God ook niet meer voor als een oudere heer, gewichtloos zwevend of plechtig tronend te midden van een hofhouding van engelen. Maar toch zijn we nog altijd zo zeer doordrongen van dat voormodern beeld van een God als een persoonachtig wezen, dat buiten onze werkelijkheid staat en daarin af en toe ingrijpt, dat elke twijfel aan zijn bestaan en nog veel meer de ontkenning daarvan bij velen nog steeds op heftige weerstand stuit
Onder moderne mensen verkeert dit theïstische godsbeeld in grote crisis. Tegelijkertijd kunnen we opmerken dat zich in ons denken over God en Bijbel belangrijke verschuivingen hebben voorgedaan en zich aan het voordoen zijn.
– We zien de Bijbel niet meer als een Goddelijke product met goddelijk gezag, maar als een menselijk antwoord op God, hoe mensen God zochten en ervoeren.
– We lezen de Bijbel niet meer letterlijk-feitelijk, maar historisch kritisch en metaforisch, d.i. beeldend, figuurlijk.
– We zien de Bijbel minder als openbaring van leer en moraal maar meer als verhalend en inspirerend.
– Het christelijk leven is niet hoofdzakelijk gericht op het bereiken door geloof en goede werken van de hemelse gelukzaligheid in een hiernamaals, maar op het bewerkstelligen van het Koninkrijk Gods in onze wereld, waarin mensenrechten tot gelding komen.
Dit alles heeft te maken met een nieuw godsbeeld, dat langzamerhand begint door te breken. Dat is geen godsbeeld dat nog uitgaat van een andere werkelijkheid dan onze aardse werkelijkheid, van een werkelijkheid die daar los van staat, van een bovennatuurlijke werkelijkheid, maar van een Godsbeeld dat met die werkelijkheid als geheel verweven is. In deze visie is God alomtegenwoordig in onze binnenwereldse werkelijkheid, zonder daarmee samen te vallen, (dat zou pantheïsme worden). maar blijft hij zich toch van onze werkelijkheid als Transcendentie onderscheiden, ons overstijgen. God als oerbeeld, zeg oerliefde, die in de schepping tot zelfexpressie komt. Van die schepping maakt de mens deel uit. De mens is als een vonk van Gods zelfexpressie in de schepping. De schepping is hier niet statisch, maar dynamisch, zich evoluerend tot de vergoddelijking aan toe.
Dit markeert het verschil met het voormoderne godsbeeld, dat van bovennatuurlijke aard is. Je zou kunnen spreken van een binnenwerelds in plaats van een bovenwerelds – bovennatuurlijk – godsbeeld. Dit kan betekenen dat een atheïstische moderniteit ontvankelijk wordt voor een binnenwerelds godsbeeld, getuige een uitspraak van Albert Einstein: “Speuren dat zich achter al het ervaarbare iets verbergt dat ons verstand niet vermag te vatten, iets waarvan de schoonheid en verhevenheid slechts indirect en als een zwakke afglans tot ons komen, is religieusiteit. In die zin ben ik een diep religieus atheïst.” Voor de invulling van dat ‘iets’ wil ik u verwijzen naar een drietal schrijvers, die ieder met hun eigen accenten – theologisch dogmatisch of pastoraal spiritueel – dit nieuwe godsbeeld uitdragen. Met name Roger Lenaers, geeft in zijn boeken een grondige doordenking van de theologosche consequenties voor de geloofsleer. Lenaers spreekt van een inculturatie van de christelijke boodschap in de cultuur van het moderne areligieuze Westen. Een boodschap die afscheid neemt van een voormoderne middeleeuwse kerk. Een fundamentele bijdrage, zou ik willen zeggen, aan het door Johannes XXIII beoogde ‘aggiornamento’,
- Roger Lenaers, (1925), jezuït en classicus: “Al is er geen God-in-den-hoge”, 2009; uitgave Pelckmans; “Op verkenning in een nieuw land” 2011; uitgave Pelckmans,;
Verder kunt u Lenaers’ artikelen lezen op www.rk-kerkplein.org. Een recensie van “Al is er geen God-in-den-hoge” en eerdere geschriften van Lenaers door Tjeu van den Berk vindt u eveneens op genoemde website. - Marcus Borg,(1942) theoloog en verbonden aan het Jezus Seminar:”Als met nieuwe ogen”,2009, uitgave Meinema Zoetermeer; “Het hart van het christendom”, 2010; uitgave Kok-Kampen;
3.Jan Offringa, (1957), theoloog, predikant van de Protestantse gemeente Kesteren, voorzitter van Op Goed Gerucht, een beweging van moderne theologen binnen de PKN,
“Na een gezonde geloofscrisis” 2008, uitgave Skandalon Vught,
[i] ) http://www.rkk.nl/kruispunt/column/2012/detail_objectID741723.html
Leave A Comment
You must be logged in to post a comment.