Een ervaring.
Enkele jaren geleden sprak ik met een broeder van de “Fraternité de Jerusalem” – stadsmonniken, gevestigd in Parijs in de kerk van Saint Gervais en enkele andere Franse steden – over actuele kwesties die in onze Kerk aan de orde waren en onveranderlijk nog steeds zijn. Hij zei mij ongeveer in deze woorden: “Je moet niet vechten tegen de Kerk, daar word je ongelukkig van. Je kunt het van de Kerk niet winnen.” Dat ik getroost en gelaten weer naar huis ging kan ik niet zeggen. Maar misschien was dat ook zijn bedoeling niet. Er is meer in de Kerk te doen, in en vóór, dan te vechten tégen, zoals de broeders zelf doen met werken in de stedelijke parochies: “étendre un tapis de prière sur le macadam”, (een tapijt van gebed uitrollen over het asfalt). Een uitspraak zo sterk als een brief van Paulus.
.
Kritiek op de Kerk kan vruchtbaar zijn en betreft veelal kerkordelijke, disciplinaire aangelegenheden.
Kritiek op de Kerk wordt nogal eens gepareerd met de opmerking dat je een onderscheid moet maken tussen Kerk en Instituut. Dat moge opgaan in gevallen dat kerkelijke ambtsdragers bijvoorbeeld moreel in de fout gaan. maar bij andere problemen., kom je daarmee niet weg. De kerkverlating van priesters en andere gelovigen, de leegloop van de kerken, wordt toch veroorzaakt door een zodanige verstrengeling van Kerk en Instituut dat het onderscheid niet meer kenbaar is en mensen, hoe gelovig ze ook zijn, van de Kerk vervreemd raken.
Sprekend over zijn boek “De filosofie van Christus” zegt Frédéric Lenoir: ”De ethische leer van Christus is opnieuw opgeleefd, dankzij tegen de kerk protesterende humanisten. [..] Jezus preekte geweldloosheid, gelijkwaardigheid van alle mensen, eerlijk delen, prioriteit van het individu boven de groep en belang van keuzevrijheid, scheiding van politiek en religie, naastenliefde en liefde voor de vijand.” (Zie ‘Volzin, opinieblad voor geloof en samenleving’, nr 24, 19 december 2008, jaargang 7) Die opleving kan niet gevierd worden in een Instituut dat die waarden niet honoreert. Een Instituut dat met name de gelijkwaardigheid van alle mensen, in het bijzonder de gelijkheid van man en vrouw, die wezenlijk is in onze samenleving. niet metterdaad belijdt; een instituut dat met name de vrouw uitsluit van het ambt en daarvoor als argument aanvoert dat Christus een man was (is) en bruidegom van de Kerk en een vrouw kan geen bruidegom zijn. (in mijn woorden wat een voormalig residerende bisschop zei in een Kruispunt uitzending) ; een instituut voorts – en nu kom ik heel dichtbij onze eigen concrete situatie – dat een parochiële reorganisatie doorvoert over onze hoofden heen met miskenning van het feit dat het om ons gaat, om ons aan de basis van de Kerk, zonder wie de Kerk de Kerk niet is – ja, steeds met hoofdletters – en zelfs met miskenning van de eigen regels van het Instituut, zo’n instituut wordt niet meer serieus genomen..
Inrichting van kerkelijk bestuur is geen geloofspunt.
Alom staat mensen in de Kerk het eenhoofdig bestuur van uitsluitend gewijde, mannelijke ambtsdragers, uitgaande van een paus die alles voor het zeggen heeft, fors tegen. Als daartegenover wordt gesteld dat een eenhoofdig gezag toch zijn eigen mogelijkheden heeft als het maar ‘democratisch’ wil functioneren, goed wil luisteren en veel mensen wil raadplegen, dan is meteen duidelijk wat er aan schort in de kerk. Het gezag functioneert niet democratisch, en als er al ‘geraadpleegd’ wordt omdat de kerkelijke wet het voorschrijft, wordt er veelal niet ‘geluisterd’.
In de parochies echter wordt de eenhoofdigheid van het bestuur getemperd door een unieke en van het kerkelijke wetboek afwijkende regeling, het “Algemeen reglement voor het bestuur van een parochie van de Rooms Katholieke Kerk in Nederland”. “In Nederland is het eenhoofdige leiderschap in een parochie genuanceerd doordat het Algemeen Reglement niet uitgaat van adviseurs náást de pastoor maar van een bestuur waarin de pastoor als voorzitter is opgenomen. Op deze wijze maakt de pastoor dus deel uit van een collegiaal bestuur, zij het dat hij op grond van het kerkelijk recht wel specifieke (extra) bevoegdheden heeft”. (Zie “Handboek voor parochiebesturen” van Petra Stassen en Ad van der Helm, p.26-28)
.
Van de regels die we hebben kan een beter gebruik worden gemaakt.
In de parochie zijn er naar kerkelijk recht gelegenheden om te raadplegen en te luisteren. Behalve in het collegiale bestuur, ook in de pastorale raad en/of in de parochievergadering. In een parochie zouden bestuur en adviesorganen juist goed en vruchtbaar kunnen werken door de nabijheid van de parochianen. Maar helaas, als de parochie per 1 januari 2010 in het grote geheel van een regioparochie is opgenomen is het met die nabijheid gedaan. De plaatselijke gemeenschap zal aanmerkelijk aan invloed inboeten en het gevoel van verantwoordelijkheid zal vervagen. Zij zal zich niet meer vertegenwoordigd voelen en verstrooid raken.
Strijdbaarheid is een onmisbare deugd om verder te kunnen leven.
De fusie – bovendien indruisend tegen de eigen regels van het Instituut – kan daarom beter niet doorgaan. Maar terwijl we dachten in de afgelopen decennia een stukje democratie te hebben gewonnen, keert met de fusie de autocratie met kracht terug.
Inderdaad, van het Instituut kun je het niet winnen. Of toch?
(wordt vervolgd)
Leave A Comment
You must be logged in to post a comment.