Waar de Heer in ons midden is

//Waar de Heer in ons midden is

Waar de Heer in ons midden is

Het heeft een lange voorgeschiedenis gehad. Maar het proces dat bijna tien jaar geleden begon als de ‘herinrichting van het interieur van de kerk’ heeft dan nu zijn voorlopig einde gevonden in de voltooiing van de ‘aanpassing van het liturgisch centrum’. Een voorlopig einde, want ook dit proces is een fase in de geschiedenis van godsvolk onderweg.

Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) bracht vernieuwingen in de kerk op gang. Een foto van de plechtige inzegening van onze kerk door kardinaal Alfrink op 3 november 1957 laat echter zien dat in onze kerk de vernieuwingen al waren begonnen. Het altaar staat vrij in de ruimte en gescheiden van het tabernakel. Je kunt er helemaal omheen lopen, zodat het de priester al de gelegenheid bood om ‘de mis op te dragen’, zoals het toen heette, met het gezicht naar het volk. En parochianen die van af het begin in onze parochie hebben meegedaan, weten me te vertellen dat bouwpastoor Lutz dat ook werkelijk zo deed.
Lutz was met de bouw van “zijn” kerk zijn tijd vooruit. Hij wilde in de bouw tot uitdrukking brengen de binding die er bestaat tussen volk en priester, wat hij vertolkte door de vrijwel ononderbroken eenheid tussen schip en priesterkoor. “Ze liggen met elkaar in één vloeiende lijn. Tezamen zijn we het ene volk Gods onderweg!”. Ter herinnering aan het Laatst Avondmaal kiest Lutz voor een zgn ‘tafelaltaar’ – niet dus voor een altaar als ‘offerblok’ – en “om de gewenste eenheid tussen gelovigen en voorganger zou het geplaatst worden op de voorrand van het priesterkoor”. Het is dan 1957, vijf jaar vóór het begin van het Tweede Vaticaans Concilie. Het zou nog jaren duren voor we uit de documenten van het concilie zouden leren dat de Kerk geen hiërarchisch instituut is, maar Gods volk, een organisch geheel, een gemeenschap van christengelovigen, waarin allen gelijk zijn. Geen volk van ‘hoog’ en ‘laag’, van gewijde hiërarchie, die alle macht bezit, en de overigen, de leken.*)  Het is voor die tijd opmerkelijk dat Lutz spreekt van ‘voorganger’, in het bijzonder van ‘de gewenste eenheid tussen gelovigen en voorganger’. Alsof ook hij al tot uitdrukking wilde brengen dat het niet zozeer de goddelijke (priesterlijke) macht is, maar het lezen van de Schrift en het gebed van de christenen die samen in Christus’ naam eten en drinken, die een speciale nabijheid met Christus en met elkaar brengt.**) De ‘voorganger’ als de gemachtigde van de gemeenschap die de eigenlijke priester is. Het verstaan van kerk en ambt is toe aan een theologische en disciplinaire heroverweging.

 

Maar ook de tijd sedert de bouw van onze kerk heeft niet stil gestaan. De eigen verantwoordelijkheid voor het huis waarin we met de Heer samenkomen heeft geleid tot de huidige aanpassing van het liturgisch centrum. Nieuwe vormen van liturgie, van liturgisch vieren van bijzondere momenten en omstandigheden, vragen om meer ruimte en mogelijkheden van flexibiliteit. Om in die ruimte te voorzien is de vloer van het liturgisch centrum op één niveau gebracht. Dat voor de nodige ruimte en flexibiliteit het altaar ook verplaatsbaar zou zijn is afgestuit op het machtswoord van ‘Utrecht’. Dat het altaar ten opzichte van zijn directe omgeving niet langer op een verhoging staat versterkt de symboliek van het altaar als de tafel voor de maaltijd van de Heer.

 

De symboliek en de esthetiek die Lutz met zijn kerk beoogde is volledig bewaard gebleven en voor ons moderne mensen versterkt. Het is niet het symbool dat betekenis geeft aan (de geest van) de tijd, het is (de geest van) de tijd die betekenis geeft aan het symbool. We zijn onze medeparochianen die daaraan zoveel van hun krachten en tijd hebben gegeven dankbaar.

 

Maar altijd blijft gelden “Tempora mutantur, nos et mutamur in illis” (De tijden veranderen en wij veranderen mee). Om de feestzaal, die Lutz van zijn kerk wilde maken in de tijd te voltooien zullen we ook de banken nog eens moeten vervangen door stoelen. Ik refereer hier aan onder meer de basilieken St.Jan van Lateranen en Santa Maria Maggiore in Rome, eeuwenoude kerken waar ‘staan’ altijd de meest authentieke gebedshouding was en is, maar stoelen nu toegeven aan de oude vermoeide mens en aan mensen van deze tijd.

 

In de loop van het aanpassingsproces gingen het priesterkoor ‘liturgisch centrum’ heten en de communiebanken ‘hekjes’ die ons deerlijk in de weg stonden. Het blijkt niet uitdrukkelijk uit zijn ‘Herinneringen…’ maar men weet te vertellen dat ook Lutz ze eigenlijk niet wilde. Ze deden afbreuk aan zijn concept van eenheid van het volk Gods. Maar ‘Utrecht’ wilde het zo. Lutz hield ze wel klein en onbeduidend. Ook voor het ontwerp van zijn Mariabeeld moest hij ‘vechten’. Uiteindelijk kon hij verzuchten “De pap wordt nooit zo heet gegeten als ie opgediend wordt, maar waarom maken ze die pap toch altijd eerst zo heet?”.
In voorbereidende sessies van de parochie bleken de parochianen het zeker niet altijd eens met elkaar. Er waren en zijn parochianen die weer willen spreken van priesterkoor en communiebank. We zullen toch met elkaar verder moeten. Lezen***) we nog eens in zijn “Herinneringen van de pastoor-oprichter” om te weten dat we het pad moeten vervolgen waarop Lutz ons heeft gezet.

 

*) Hetgeen niet wil zeggen dat er geen hiërarchische structuur van leiding mag zijn.
**) “De Katholieke Kerk heeft een priestertekort. Men doet nu al een beroep op leken”. 2003,Peter Trummer, Professor in de Liturgie aan de Katholieke Universiteit van Grasz in Oostenrijk. (http://www.womenpriests.org/theology/trummer.asp)

***)  zie op de website www.rkkerkbennekom.nl/lutz

By | 2017-05-02T15:59:14+00:00 september 18th, 2010|nieuwsblad|0 Comments

Leave A Comment