In Genesis wordt de mens voorgesteld als een rechtstreeks uit Gods hand voortgekomen uniek wezen, voorbestemd om de hele aarde te bevolken en over alle dieren te heersen. Toen dit zo ongeveer halverwege het eerste millennium vóór het begin van onze jaartelling werd opgeschreven, wisten de schrijvers niet beter dan dat de mens een unieke plaats onder alle andere levende wezens innam en in waardigheid boven hen uitstak. En in bepaald perspectief gezien is dat ook correct. Maar wat zij niet wisten, – maar dank zij de wetenschap wij nu wel, – is dat die mens, die wij nu homo sapiens noemen, – de soort ‘sapiens’ van het geslacht ‘mens’ – in voorhistorische tijden vergezeld is geweest van meerdere tot het geslacht mens behorende andere mensensoorten – broers en zussen had dus. Op verschillende plaatsen op de aarde, Oost Afrika en midden Azië, leefden tegelijkertijd verschillende mensensoorten naast elkaar. Het is uiteindelijk onze soort ‘Sapiens’ (Wijzen) dat de andere soorten heeft overleefd. De bij de meesten van ons wel bekende soort Neanderthaler heeft het naast Sapiens nog tot 30.000 jaar geleden uitgehouden.
Niet alleen hadden en hebben wij als mens broers en zussen, we hebben ook neven en nichten. Biologen delen de geslachten verder in in families. Het geslacht mens behoort tot de familie van de grote mensapen. “Nog maar zes miljoen jaren geleden kreeg een vrouwelijke mensaap twee dochters. Eentje werd de voorouder van alle chimpansees. De andere is onze eigen grootmoeder”.
Dat er honderdduizend jaar geleden wel zes verschillende mensensoorten waren en hoe het komt dat er nu alleen onze soort, de homo sapiens maar overgeblevene is. vertelt de Israëlische historicus Yuval Noah Harari in zijn boek “Sapiens”, een kleine geschiedenis van de mensheid; (Uitgeverij Thomas Rap; 450 bl.) Een wereldbestseller).
De sapiens, – onze mensheid uiteindelijk – dankte haar succes aan haar vermogen tot samenwerking. Aan het vermogen imaginaire realiteiten en entiteiten (instituties, religies, staten,corporaties) te creëren en in gezamenlijke ideeën te geloven. Maar als jager/verzamelaar waren we waarschijnlijk gelukkiger dan nu, vermoedt historicus Yuval Harari.
Hier zie ik een parallel met het boek “Het Oerboek van de mens; de Bijbel in evolutionair perspectief”, van Carel van Schaik en Kaj Michel. Ik schreef daarover eerder in dit blad. ( “Heeft het paradijs echt bestaan? In ‘Seizoenstart’, 2016; http://timoharmsen.nl/2016/08/14/heeft-het-paradijs-echt-bestaan/)
“De landstreek waar de bijbel ontstond hoorde bij het gebied dat de ‘vruchtbare sikkel’ wordt genoemd. Sedert het einde van de ijstijden, zo’n 15.000 jaar geleden, waren veel streken in dit gebied een soort luilekkerland geworden. Kuddes antilopen en gazellen, paarden en wilde runderen bevolkten de uitgebreide graslanden. Mensen trokken er als jager-verzamelaars rond hun voedsel achterna en leefden, zoals we nu zeggen, in paradijselijke omstandigheden. Zo’n 10-12.000 jaar geleden is aan die paradijselijke omstandigheden een einde gekomen. Historici weten niet precies waarom, – trad er een klimaatverandering in, waren door overbejaging of anderszins te weinig dieren overgebleven of was het bij toeval of uit noodzaak dat de mensen gewassen begonnen te zaaien en hun eigen voedsel gingen verbouwen? – maar een feit is dat mensen, in plaats van rond te trekken, zich op vaste plaatsen gingen vestigen en de landbouw uitvonden.”
In beide boeken wordt geschetst dat de mensen die eeuwenlang als jager-verzamelaar hadden rondgetrokken eigenlijk niet de eigenschappen bezaten voor het gesettelde leven. Dat bracht veel problemen met zich mee. Die te overwinnen vereiste van de mensen radicale gedragsveranderingen. Dat de ‘sapiens’ daartoe in staat waren noemt het boek “Sapiens” de gave van het creëren van denkbeeldige werkelijkheden en het “Oerboek van de mens” de geschiktheid tot culturele evolutie.
Die ‘culturele’ evolutie voltrok zich, in tegenstelling tot de biologische evolutie, in enkele generaties. De biologische evolutie voltrekt zich in eeuwen. De culturele evolutie gaat van vader op zoon.
De schrijvers van ‘Het Oerboek van de mens’ lezen in de Bijbel, in het bijzonder in het boek Genesis, de geschiedenis van die culturele evolutie. Of in die geschiedenis Gods hand of liever Gods Geest zich openbaart laten de schrijvers in het midden. Daarom noemen ze zich agnosten.
Er schuilt een ‘gevaar’ in het gaan lezen van deze boeken. Ze laten u niet meer los. Of we ooit antwoord zullen krijgen op al onze vragen blijft een mysterie. Of is dat nu juist het antwoord? (“Sapiens” heeft inmiddels een vervolg gekregen: “Homo Deus”. Is dit het antwoord, of de bevestiging van de vraag? ) Toch van harte aanbevolen.
Timo Harmsen, 26 juni 2017
Leave A Comment
You must be logged in to post a comment.